Ben je het binnen zitten en schermstaren af en toe helemaal zat? Ga er samen met je deelnemer op uit! Een wandeling is niet alleen goed voor lijf en hoofd: het biedt ook een hoop mogelijkheden om te oefenen met taal. Gewoon een stukje lopen en met elkaar kletsen is natuurlijk prima. Elke (taal)kilometer die gemaakt wordt, is er weer één. Maar je kunt er ook voor kiezen om te wandelen met een concrete opdracht.
Maak bijvoorbeeld gebruik van de ‘Stadswandeling Utrecht Bingo’! Deelnemers met een iets hoger taalniveau kun je vragen een mooie zin te maken met het gevonden woord (waar, om het nog iets uitdagender te maken, een voorzetsel in moet zitten of het meervoud van het gevonden woord).
Wandel je liever in je eigen wijk -en heb je dus deels andere woorden nodig-, dan kun je hier heel eenvoudig je eigen bingokaart maken.
Neem tijdens de wandeling korte pauzes en laat de deelnemer beschrijven wat hij of zij op dat moment ziet. Je kunt hier uiteraard ook vragen over stellen: wat vind je mooi? Wat vind je lelijk? Wat staat er achter de boom? Wat ligt er voor de winkel? Stimuleer de deelnemer zo veel mogelijk om volledige zinnen te maken. Bij ‘voorzetselvragen’ betekent dit dat het antwoord begin met het voorzetsel (dus ‘achter de boom staat een lantaarnpaal’ in plaats van ‘lantaarnpaal’).
Wanneer je even stilstaat, kun je natuurlijk ook andere waarnemingsvragen stellen: welke geluiden hoor je? Wat ruik je? Dit werkt het beste met je ogen dicht!
Een stapeltje met verrassende gespreksvragen meenemen werkt vaak goed om elkaar beter te leren kennen, zeker bij deelnemers met een hoger niveau. Een paar suggesties:
Na de wandeling weer verder met taalcoaching? Check hier voor inspiratie!