Bingo is een leuk spelletje waarbij iedereen actief meedoet om te winnen! Naast het oefenen met getallen zijn er talloze varianten te bedenken om te oefenen met nieuwe woorden, klanken of taalopdrachtjes.
# 1 Betekenissenbingo: woordenschat herhalen
Deze werkvorm kan ook goed aan het begin van de bijeenkomst gedaan worden.
Schrijf tien woorden op het bord die de afgelopen periode geleerd zijn. Bespreek de woorden (nog) niet!
- Laat alle deelnemers 4 woorden uitkiezen en voor zichzelf opschrijvenGeef een omschrijving/betekenis van een woord (in willekeurige volgorde)
- Als de deelnemer het woord herkent en dit woord had opgeschreven, dan mag hij het woord op zijn papier doorstrepen. Deelnemers mogen niet bij elkaar afkijken!
- Wie het eerst zijn/haar 4 woorden heeft doorgestreept, heeft gewonnen! Ga eventueel door tot alle woorden omschreven zijn (en iedereen dus Bingo heeft)
- Tip: voor een extra uitdaging kun je een deelnemer vragen om de woorden te omschrijven.
# 2 Buitenbingo: met elkaar op pad!
Dit is een leuke opdracht als je met elkaar naar buiten gaat. Geniet van de herfstkleuren en haal een frisse neus! Buiten zijn en bewegen helpt bij het leren van nieuwe dingen, dus ook bij taal.
- Hebben jullie veel geoefend met bijvoeglijke naamwoorden, dan kunnen de deelnemers zelf een bingo-kaart maken met de geleerde woorden (een lieve baby, een oude man, een grote boom, een rode auto, etc.). Vraag: wie/wat kun je buiten zien?
- Als je iets ziet wat op de kaart staat, benoem je het en streep je het af. ‘Ik zie een rode auto!’
- Wie het eerst zijn kaart heeft afgestreept, heeft gewonnen!
# 3 Mensenbingo: zoek iemand die…
Dit is een leuke spreekoefening als je een iets grotere groep hebt. Deelnemers stellen elkaar vragen en zoeken de mensen die op hun bingo-kaart staan. Je kunt hier ook verschillende grammatica constructies mee oefenen. Bijvoorbeeld:
– Oefenen met de voltooide tijd: Zoek iemand die vorige week… heeft gekookt, heeft gefietst, heeft gewerkt, een boek heeft gelezen, ziek is geweest, etc.
– Oefenen met de toekomende tijd: Zoek iemand die… volgende week uit eten gaat, vakantieplannen heeft, morgen gaat sporten, etc.
– Oefenen met ‘om te’: Zoek iemand die het leuk vindt om te… sporten, koken, zingen, dansen, etc.
- Bespreek met elkaar welke vragen je kunt stellen. ‘Heb je vorige week gekookt?’
- Deelnemers lopen rond en stellen elkaar een vraag per keer. Stimuleer deelnemers in hele zinnen te antwoorden. Als iemand positief antwoord geeft, schrijft de ander zijn/haar naam in het vakje op. Dan lopen de deelnemers weer verder en stellen een vraag aan iemand anders.
- Heeft iemand zijn kaart vol? Bespreek dan met elkaar welke namen waar zijn ingevuld. Kan iemand nog een aanvulling geven? Je kunt de vragen ook nog aan anderen stellen.
Bingokaarten maken
Als je bingo wilt spelen kun je van tevoren zelf bingo-kaarten maken en printen op bijvoorbeeld deze site. Veel handiger is het om deelnemers zelf hun eigen bingokaart op papier te laten maken. Dat scheelt je een hoop tijd en is meteen een goede oefening.
Heel veel plezier!